Ruimte voor een veranderkundig perspectief in een kerkelijke context is geen dagelijkse realiteit. Het veranderkundige perspectief zoekt naar patronen in relatie tot de thema’s inclusie, invloed en affectie. Het doorgronden van de motieven, lucht en ruimte maakt dat er andere vragen zijn toegestaan. Er is zuurstof nodig, anders worden we benauwd en krijgen we niet genoeg energie. Het buiten-perspectief opzoeken, letterlijk en figuurlijk!1
1. Inleiding
Buitenzijn heeft in deze coronatijd een positieve klank. Buiten staat voor minder kans op besmetting ook al moeten we natuurlijk nog steeds de 1,5 meter in ogenschouw nemen. Het buitenperspectief staat ook voor afstand nemen waardoor er beter zicht komt op het groter geheel, een context waar kerk (organisaties) deel van uit maken en de veranderruimte die dat mogelijkerwijs vraagt. Ook voor plaatselijke kerken kan het goed zijn om soms even van een afstandje te kijken naar de ‘kerkelijke organisatie’. Zo zijn er overal in Nederland wijkgemeenten met elkaar in gesprek over de toekomst van de protestantse gemeente. Er zijn ideeën over samenwerking en mogelijke bezuinigingen. Een vaak gehoorde zin is: ‘dat de veelkleurigheid van de protestantse gemeente heel waardevol geacht moet worden’ en ‘niet moet ondersneeuwen bij de bezuinigingen’. Wat wordt daarmee bedoeld en hoe faciliteer je een veranderproces waar ruimte voor eenheid en diversiteit gewaarborgd wordt? In de praktijk is zichtbaar dat er wordt geprobeerd om in het overleg tussen de bestuurslagen van een gemeente (beleid, financiën) en mensen die verantwoordelijk zijn voor de praktijk van het kerkenwerk, zowel aandacht te hebben voor het visieproces rond vragen omtrent fuseren of verregaande samenwerking en de daarmee samenhangende kwesties als teruglopende inkomsten en leegstaande kerkgebouwen als het veranderkundig proces. In dit artikel ligt de focus op het veranderkundig proces.
2. Bewustwording
Hoe kun je als begeleider van kerkelijke veranderprocessen helpen om de complexe werkelijkheid in kaart te brengen en er mee om te gaan? Het begint al tijdens de contractering wanneer de opdrachtgever (meestal de kerkenraad en/of college van kerkrentmeesters de opdracht verwoordt en specifieke verwachtingen meegeeft. Ben je vooral de regelaar en ondersteun je de ingestelde stuurgroep met scenario’s over vastgoed? Wil men je inzetten als traditionele gemeentebegeleider die als voorzitter helpt om het een en ander in goede banen te leiden? Of ben je meer de procesbegeleider die helpt om het veranderproces te begeleiden. Wat voor rol je ook pakt, het begint met het stellen van vragen. Voor de rol van de procesbegeleider zijn er tenminste drie thema’s die geëxploreerd moeten worden2:
- Inclusiethema: wie moeten betrokken worden en waarom? Worden er ook groepen uit gesloten?
- Invloedthema: macht en sturing. Wie bepaalt hoe de samenwerking verloopt en wie heeft invloed bij de besluitvorming?
- Affectiethema: hoe gaan de betrokkenen om met onderliggende spanning? Hoe houd je de confrontaties constructief?
Toegepast op het kerkelijk erf doemen er al direct een aantal uitdagingen op. Zo is het meestal de gewoonte om op een gemeentebijeenkomst in gesprek te gaan met de gemeenteleden over voorgenomen plannen. Idealiter zou daar de hele gemeente bij aanwezig moeten zijn, maar in de praktijk is dit niet zo. Gemeentebijeenkomsten worden in de regel minder goed bezocht door jongeren (Inclusiethema). Dit heeft ook te maken met de invloed die jongeren hebben bij de besluitvorming. Hoe zorg je ervoor dat ondanks het feit dat jongeren vaak geen deel uit maken van de officiële bestuursorganen toch ervaren dat de toekomst van de kerk deels in hun handen ligt (Invloedthema)? Vervolgens is het een hele kunst om het gesprek over de verschillende visies in de geloofsgemeenschap tussen wijkgemeenten te faciliteren. Zo merk ik dat het voor leden van een kerkelijk gemeenschap nog niet zo simpel is om te verwoorden wat hun geloofsidentiteit inhoudt. Als er bijvoorbeeld gekozen wordt voor verregaande samenwerking, hoe verwoord je dan wat er gemeenschappelijk is? Wat doe je als er voelbaar emoties geraakt worden bij de ontwikkeling van een gezamenlijk visiestuk over de essentie van liturgie, de bediening van de sacramenten en de kenmerken van eigen gemeenschap (Affectiethema)? Dat emoties opspelen is niet raar, immers ons geheugen wordt gevuld met terugkerende ervaringen, zowel individueel als collectief.
Hierop doelt prof. dr. Aleida Assmann3 in haar uitleg over de eigenheid van herinneringen, en de weg waarlangs een herinneringscultuur ontstaat. De overgang van ‘silent to speaking out’ is essentieel. Zo is het regelmatig uitspreken van leefregels, samen zingen en bidden in een kerkelijke bijeenkomst een manier waardoor zowel voor het individu als voor de groep herinnering wordt geconstrueerd. De gezamenlijk beleefde blijdschap, geloof en verdriet worden in het geheugen opgeslagen en versterkt door:
- Het fysieke kerkgebouw, de bank of stoel waar men zit, de preekstoel en het doopvont, de emotionele gebeurtenissen die plaatsvonden zoals dopen, trouwen, begraven. De herinnering is er letterlijk en figuurlijk ‘bewoonde herinnering’.
- Het Woord, de woorden, de belijdenis, de overtuiging en getuigen van de geloofsgeschiedenis, de herinneringsdocumenten, zoals bijvoorbeeld de naam van de kerk en de oorsprong (bijvoorbeeld het woord Hervormd, heeft een andere geschiedenis dan het woord Gereformeerd, Luthers of Remonstrants).
- De muziek, de klanken die men vaak hoort nestelen zich diep in ons geheugen en blijven oproepbaar tot in lengte van dagen, zelfs als men dacht dat het vergeten was.
Deze drie samen maken dat bewoonde herinnering4 juist in een veranderproces een zichtbare en onzichtbare invloed heeft. Open staan voor mensen in andere wijkgemeenten is niet vanzelfsprekend. Bewustwording begint met het inzicht dat in een kerkelijk veranderproces er naast veel geloof en goede bedoelingen ook realiteitszin moet zijn. Die realiteitszin laat zich – hoe tegenstrijdig het ook lijkt – vooral zien door aandacht voor gevoel. Dit begint met het inzicht dat ondanks goede bedoelingen er een stevig vasthouden is aan eigen plek, eigen routines en diepgevoelde overtuigingen.
3. Het veranderkundig proces
Prof. J.J. Boonstra, bijzonder hoogleraar Management van verandering in organisaties, vergelijkt het verander-proces met het met ‘lopen over water’. Hij benadrukt dat de golven en de wind, de onvoorspelbaarheid, de turbulentie vanuit de omgeving, de interne dynamiek van de verschillende betrokkenen en de onzekerheid die dit oproept, maken dat veranderen lastig is. In het beeld van ‘lopen over water’ wordt zichtbaar dat er onvermijdelijk handelingsverlegenheid ontstaat, omdat ervaring met de nieuwe situatie ontbreekt. Er is behoefte aan een ‘routekaart’ om handelend op te treden. De waarde van een routekaart ligt in de reductie van de complexe werkelijkheid. Het delen van de informatie en de mogelijke interventies zorgen ervoor dat de groep in actie komt, zoals onderstaande tekst duidelijk maakt
“Een groep soldaten in de Alpen wordt verrast door het weer en verdwaalt. Het vinden van een overzichtskaart in een van de tassen doorbreekt de spiraal van het niet zien van mogelijkheden om zelf uit de benarde situatie te komen van de steeds meer verslechterende omstandigheden. De kaart geeft de groep het vertrouwen dat ze zelf de weg terug kunnen vinden. Ze komen in beweging, het helpt om tot handelen te komen. Bij thuiskomst blijkt de kaart niet van de Alpen maar van de Pyreneeën te zijn.5”
De vraag naar de waarheid over de perfecte kaart kan blokkerend werken. Dit is een belangrijk punt in de begeleiding van een kerkelijk veranderproces. Het lost niets op om een perfect plan te maken, waar steeds opnieuw de formuleringen worden aangepast en waar er blijvend verschil van mening bestaat over geloofsthema’s en opvattingen over waarheid. De paradox van de perfecte kaart of het perfecte rapport is dat de meest perfecte representatie van de werkelijkheid, de werkelijkheid zelf is. Die werkelijkheid laat zich niet vatten in mooie slogans, omdat de werkelijkheid in de kerk niet zo makkelijk te doorgronden is. Dat neemt niet weg dat het zo nu en dan goed is om te helpen de complexe werkelijkheid te hanteren. Een manier waarop dit mogelijk is, is langs de weg van een gesprek over de gezamenlijke waardencreatie.6 Dit gesprek kan gevoerd worden in de officiële kerkelijke bestuursorganen, maar soms kiest men ervoor om te werken met stuurgroepen die zich buigen over vragen rond visie en vastgoed. Vaak is er naast een inhoudelijke reden om samen te werken ook een financiële kwestie rondom de verkoop van kerkgebouw(en). Belangrijk is om het gesprek op verschillende niveaus en op een verschillende manier te voeren. Om hier iets meer gevoel bij te krijgen staan hieronder een aantal gedachten over hoe de verschillende fases (die in de praktijk vaak door elkaar heen lopen) van een veranderproces rond kerkelijke samenwerking vorm te geven is.
Verkenning en verlangen
Is er geloof en energie om samen te werken? Wat win je en wat verlies je? Wat zijn de ankerplaatsen en herinneringsmomenten van de verschillende gemeenten en wat is het verlangen voor de toekomst? Wat zijn de overtuigingen en wat is de belofte? Met andere woorden wat is het hoger doel: waarom zijn we een kerkelijke gemeenschap en wat is de meerwaarde van de kerkelijke samenwerking voor de gemeenteleden en voor de (lokale) samenleving?
Koers en kaders
Wat wordt de gezamenlijke koers en wat zijn de kaders; zowel visionair, financieel als inhoudelijk? Samen vormen deze onderdelen een toekomstbeeld. De onderdelen kunnen niet los van elkaar worden gekoppeld, ze zijn complementair aan elkaar.
Luisteren en draagvlak
Vervolgens is het van belang om na te denken hoe er een groep ‘ambassadeurs’ (dus niet per se ambtsdragers, maar het kan natuurlijk wel) de visie voor de samenwerking uitdraagt en bespreekt in de verschillende wijkgemeenten. Wat leeft er ‘onder water’, welke gevoelens spelen op die de samenwerking mogelijk in de weg staan? Het is essentieel dat er gesprekken zijn in de verschillende gemeentes om te luisteren en reacties op te halen. Een idee hierbij is het maken van een klaag- en jubelmuur. Op een klaagmuur geven gemeenteleden aan wat ze erg vinden en waar ze verdrietig over zijn. Op de jubelmuur schrijft of tekent men waarover men blij en dankbaar is en wat het geloof meer dan de moeite waard maakt dankzij (of ondanks) alle veranderingen. Belangrijk is ook om aan te geven wat er met de reacties gedaan wordt en waar de grenzen liggen in de vrijheid van meningsuiting (de klaagmuur is geen excuus voor onheuse bejegening).
Uitvoer en rituelen
Op basis van de reacties worden de scenario’s van samenwerken verbeterd en vormen zich groepen die zich gaan bezig houden met de voorbereiding voor de daadwerkelijke uitvoer. Met een officieel moment markeer je de start van de samenwerking. Omgeef dit moment met rituelen van afsluiten (als er een kerk wordt afgestoten), openen (als er een nieuwe kerk komt) of samengaan als er meerdere kerken samensmelten tot een nieuwe gemeenschap
4. Afsluitend
De echte vragen doen er toe. Vragen naar de bedoeling en het waarom van wat je gelooft en hoe je geloof gevormd is tot een bepaalde identiteit, zijn in een kerkelijke vergadering wonderlijk genoeg niet de vragen die vaak gesteld worden. Er is mijns inziens meer dialoogruimte nodig waar onderwerpen over geloven en handelen, emotie en gevoel, wetenschap en ratio geen taboe zijn. Weten waar je vandaan komt, wat je ankerplaatsen zijn, betekent dat je je in de morele ruimte kunt oriënteren. In zo’n ruimte spreek je over de dingen die er toe doen in de kerk en samenleving, over wat waardevol is, over wat betekenis en gewicht heeft, en wat van onbeduidend en ondergeschikt belang. De realiteit is dat de werkelijkheid van verandering voor kerken onder invloed van allerlei factoren niet verdwijnt en dat is niet alleen een uitspraak in coronatijd. Het is een appél om niet te doen alsof het makkelijk is en we er in de kerkelijk instituten wel uitkomen door het nog beter definiëren van protocollen en de financiële vitaliteitscriteria of de verschillende geloofswaarheden nog beter te borgen in de kerkorde
Er is zuurstof nodig, anders worden we benauwd en krijgen we niet genoeg energie. Het doorgronden van de motieven, ruimte voor een veranderkundig perspectief maakt dat er andere vragen zijn toegestaan. Het buiten-perspectief opzoeken, letterlijk en figuurlijk!
Illustraties: De illustraties staan ook in het proefschrift van Hanna Ploeg. Claire Morgan ‘Act of God’. Als mens kan ik mij niet eenvoudigweg
beroepen op het idee rechtstreeks de door God gegeven inzichten te vertegenwoordigen. Er is zuurstof nodig; een open en kritische houding.
1 Buiten staat letterlijk voor buitenzijn, uit het kerkgebouw. Het buitenperspectief verheldert het groter geheel, een context waar kerk (organisaties) deel van uit maken, zoals een kerkgeschiedenis, theologische gevormde taal en traditie in relatie tot maatschappij en tijdgeest en de mogelijke veranderruimte die dat vraagt. Arie de Geus, in zijn boek; The Living Company (Boston: Harvard Business School Press, 1997) vestigt de aandacht op verschillende ontdekkingen. Het dominante paradigma, met name de rationaliteit, doet geen recht aan de eigen aard van (kerk)organisaties. Hij pleit voor leren als criterium voor succes. Het begint met besluitvorming te zien als een leerproces. Binnen staat letterlijk voor in het kerkgebouw en midden in de eigen kerkelijke traditie en theologische gevormde taal. Het binnen perspectief verheldert dat een (kerk) organisatie zichzelf van binnenuit moeten begrijpen om het hoofd te kunnen bieden aan verandering, anders wordt het op zichzelf gericht.
2 Vermaak, H. (2009). Plezier beleven aan taaie vraagstukken. Deventer: Kluwer.
3 Assmann, A.(2014). ‘Ooggetuigen sterven uit’. 23 september 2014, De Groene Amsterdammer. Geraadpleegd van https://knaw.nl/nl/prijzen/laureaten/dr-a-h-heinekenprijs-voor-de-historische-wetenschap/aleida-assmann
4 Ploeg-Bouwman, H. (2019). Bewoonde herinnering. Een learning history van het Samen-op-weg-proces. Utrecht: Eburon
5 Wierdsma, A.F.M. (1999). Co-creatie van verandering. Delft: Eburon.
6 Samhoud, S. Geelhoed, J. (2012). Wat is onze naam waard? Schiedam: Academic Service.
Hanna Ploeg
Hanna Ploeg-Bouwman is doctor of Philosophy, initiator of Change&Church, organisatieantropoloog, supervisor en coach, werkzaam voor de publieke sector.
0 reacties