Onopgeefbaar: over de kerk in en na coronatijd

door Henk Schoot | 2 augustus 2021 | Ecclesiologie, Kerkelijk opbouwwerk | 0 Reacties

Home » Ecclesiologie » Onopgeefbaar: over de kerk in en na coronatijd

De crisis waarin kerk en maatschappij zich momenteel bevinden, vraagt om wendbaar en geworteld geloofshandelen. De focus zou daarom moeten liggen op een transcendentale benadering, geschoeid op de kernbegrippen katholiciteit, sacramentaliteit, kritisch realisme en incarnatie.

Het is rustig in de tuin, zo halverwege januari als ik dit schrijf. Wat snoeien, wat oogsten, wat mesten. In het afgelopen jaar was dat wel anders, deels gedwongen door de omstandigheden. Nog nooit bracht ik zoveel uren door in de tuin. De veiligste plek om te verblijven, buiten en alleen, onbereikbaar voor het virus. Nooit eerder verwijderde ik zo veel onkruid uit het gras. Ik behoor niet tot die mensen die streven naar een onkruidvrij gazon, maar ik had er toch de tijd voor. En ook heb ik veel vroeger dan anders de moestuin omgespit. Normaal gaan de zaterdagen vaak op aan preekvoorbereiding, maar in tegenstelling tot thuis was die tuin, de kerk, veelal gesloten.

Een beperkt aantal vieringen, nauwelijks ontmoetingen, minder vergaderingen en alleen digitaal. De beleving van het kerk zijn is totaal anders dan voorheen. Dat roept veel vragen op over wat ons straks te wachten staat, als de meeste beperkingen zullen zijn opgeheven. En we
zullen nog lang terugkijken op de beslissingen die we wel of niet namen, en terugdenken aan de mensen die we verloren, en ons afvragen waarom het vanzelfsprekende zo snel voorbij was, en het essentiële een bijzaak werd.

Wanneer je midden in een crisis verblijft is het onbegonnen werk om te proberen de balans op te maken. We weten eenvoudigweg niet in welke situatie we ons straks zullen bevinden, en hoe lang het nog duurt. Zeker, in de samenleving wordt veel door de crisis ‘ontdekt’, aan het licht gebracht, waarvan we ons daarvoor onvoldoende bewust waren. En dat zal ook in de kerk het geval zijn. Nu al hebben we geleerd de digitale middelen in te zetten voor het liturgische leven. En ook zijn er nieuwe vormen van nabijheid ontwikkeld. Maar er zijn ook zorgen.
Betekent deze crisis niet de ‘genadeklap’ voor veel geloofsgemeenschappen en kerkgebouwen? In hoeverre is kerkgang een doorbroken automatisme dat niet meer wordt hersteld? Zullen online vieringen voor sommigen een comfortabel alternatief blijven?.1

Vijf modellen

In de Schrift wordt het rijk Gods al met een wijngaard vergeleken, en is het vanzelfsprekende leven met God als leven in een tuin. Het is dan ook passend om, zoals de missioloog Stephen Bevans doet, de metafoor van de tuin toe te passen op verschillende vormen van theologiebeoefening. Omdat hij ‘theologiebeoefening’ ruim opvat voor alle vormen van gelovig handelen, is zijn analyse goed toepasbaar op het geloofsleven als zodanig. Uitgangspunt is dat alle theologiebeoefening, al het gelovig handelen plaats vindt binnen een context, daarop gericht is en daardoor bepaald wordt. Maar er zijn verschillende manieren om je tot die context te verhouden, en dat levert zes verschillende modellen op, en ook zes verschillende invullingen van de metafoor van de tuin.

Bevans onderscheidt: het vertaalmodel, het antropologische model, het praxismodel, het synthetische model, het transcendentale model en het cultuurkritische model. Aangezien het synthetische model een combinatie van de andere benaderingen is laat ik deze hier buiten beschouwing; in de praktijk zal het vaak en vanzelfsprekend gaan om een combinatie: de modellen sluiten elkaar bepaald niet uit.

Vertaalmodel

Het vertaalmodel is misschien het meest traditioneel, en kan geassocieerd worden met wat we tegenwoordig vaak aanduiden als ‘zenden’. We vertellen bijvoorbeeld de verhalen van de Schrift op een manier die rekening houdt met de begrippen en het verstaan van mensen van deze tijd en plaats. De christelijke identiteit wordt opgevat als een samenstel van overtuigingen, gebaseerd op een geopenbaarde boodschap. De inkleding kan veranderen, maar de kern blijft hetzelfde. In termen van de tuin: het zaad dat in de tuin wordt geplant komt van elders. Ofschoon de achterliggende hermeneutiek bepaald verouderd is – vorm en inhoud zijn niet los verkrijgbaar – is dit toch een benadering die vaak gekozen wordt.

Antropologische model

Geheel anders is het antropologische model. Daarin is niet de boodschap het uitgangspunt, maar de context: de culturele identiteit van degenen met wie het geloofsgesprek wordt aangegaan. Denk bijvoorbeeld aan hoe Jezus de Samaritaanse vrouw tegemoet treedt. In plaats van om een boodschap gaat het om persoonlijke tegenwoordigheid en vriendschap. Vertaald naar de tuin: het is niet zaak om iets van elders te halen, maar om datgene wat er is water te geven en zo tot wasdom te laten komen. De vraag is natuurlijk of er zich in de tuin voldoende bevindt wat zo tot bloei gebracht kan worden, en of wat tot bloei komt wel goede vruchten geeft; hoe is het gesteld met vormen van handelen die zondig zijn en tegen het goede ingaan?

Praxismodel

Dat is precies een kernvraag die het derde model, het praxismodel, oppakt. Gelovig handelen is een vorm van maatschappelijk handelen, gericht op de bestrijding van onrecht en het verbeteren van leefomstandigheden.
De tekenen van de tijd moeten worden gelezen, om zo partners te kunnen zijn in Gods verlossende handelen, partners van het koninkrijk. Denk aan de oudtestamentische profeten. Wie deze benadering in de tuin hanteert, is voortdurend bezig met schoffelen en wieden. Onkruid moet permanent bestreden worden om zo goede vruchten de kans te geven.

Cultuurkritische model

Dit laatste deelt het cultuurkritische model met het praktische model. De cultuur is niet te vertrouwen en moet worden omgevormd. Benadrukt wordt hoezeer de gelovige wel in de wereld, maar niet van de wereld is, en de ervaring is primair de ervaring van contrast, zoals
het volk van Israël in de woestijn. De tuin staat droog, er groeit niets, zelfs geen onkruid, omdat bijvoorbeeld het individualisme hoogtij viert.

Transcendentale model

Het vijfde en laatste model, ten slotte, is van een ander karakter: het transcendentale model. Het begrip ‘transcendentaal’ wordt hier niet in de zin van ‘transcendent’ gebruikt, maar in de wijsgerige betekenis van ‘gericht op het kennende en willende menselijke subject’; het subject van de theoloog, van de handelende gelovige staat centraal. Gelovig handelen vraagt om bekering, zelfkritiek, authenticiteit. Gelovig handelen vraagt om een persoonlijk oordeel, telkens weer. Nieuwe wijn behoeft nieuwe zakken, en zonder persoonlijke verhouding tot Schrift en Traditie gaat het niet. Meer dan in andere modellen staat de geloofservaring centraal. En hoe zit het dan met de metafoor van de tuin? In dit model wordt gestreefd naar een voorbeeldige tuin; de overtuigingskracht van het gelovige handelen zit in de authentieke persoonlijke opstelling, waarvan gedacht wordt dat het aantrekkelijk zal zijn voor anderen. Wie bekend is met het evangelisatieprogramma van bisschop Robert Barron, Word on Fire, zal hierin dit model herkennen: de concentratie is niet op waarheid of goedheid, maar op schoonheid; evangelisatie vooral door de aantrekkelijkheid van bijvoorbeeld de liturgie, de kunst en de traditie naar voren te halen. Ook de benadering van Christoph Theobald ligt hier dicht tegenaan. Hij ontwikkelt een visie op gelovig handelen als stijl, als vorm van bescheiden maar wel heilige gastvriendschap, meer dan als het voor waar houden van bepaalde overtuigingen of het proberen vast te houden aan bestaande institutionele vormen.3

Een voorbeeldige, eigen tuin

In de praktijk van geloofshandelen en kerkopbouw is vaak sprake van een mix van verschillende benaderingen, soms strijdig met maar vaker aanvullend op elkaar. Het ontwerpen van modellen vraagt om abstractie van het feitelijke handelen, om met behulp van de gewonnen analyse dieper te kunnen graven naar wat wel en niet wenselijk is; focus aan te brengen te midden van verwarring. Zelf zou ik er een voorstander van zijn om het transcendentale model als leidraad te nemen. Ik denk dat ik dat in mijn praktijk als theoloog en diaken ook doe.
Ik ben het geloof verloren in het proberen overeind te houden van allerlei (parochiële) structuren of het reorganiseren daarvan. Het gaat voorbij aan de werkelijke kern van onze problematiek, namelijk dat we zelf laten zien hoe ons geloof leefbaar is en vruchten voortbrengt. Het geloof in mensen dwingen om het gezag van openbaring en traditie te volgen, heb ik zelfs nooit gehad. Het past allang niet meer in onze tijd om een dergelijk beroep op volgzaamheid te doen. Maar ook het bovengemiddelde vertrouwen dat het vanzelf wel goed zal komen heb ik niet. De omstandigheden waaronder wij nu leven geven ook geen enkele aanleiding tot een dergelijk vertrouwen; minder dan ooit zou ik willen zeggen. Focus op wat het transcendentale model voorstaat, geeft ons ook de mogelijkheid om het hoofd te bieden aan de frustratie die het streven naar een kerk gevuld met veel actieve, geloofsbewuste en op gemeenschap gerichte gelovigen in onze tijd wel móet oplopen. Er is, zeggen sommigen, in de loop van de twintigste eeuw wel afscheid genomen van het beeld van de kerk als een ‘societas perfecta’, maar is het volmaakte Godsvolk onderweg geen verborgen comeback daarvan? Gesteld voor de vraag wat voor mij onopgeefbaar is in de kerk na corona, dan zou ik zeggen: dat wie wil met zijn of haar gelovige handelen laat zien wat het evangelie vermag, ondersteund door de sacramenten van de kerk; de kerkelijke werkers lopen God daarbij zo min mogelijk in de weg.

Een katholieke visie

De al eerder genoemde Stephen Bevans reikt nog een ander instrument aan dat ons kan helpen bij het nadenken over wat onopgeefbaar is in een kerk in en na crisistijd. Bevans ontvouwt wat hij noemt de ‘visie van het katholicisme’, waarbij hij katholicisme met opzet zonder hoofdletter schrijft om zo alle grote kerkfamilies in te sluiten. Het is evenwel duidelijk dat zijn achtergrond rooms-katholiek is, aangezien het uitgangspunt van de visie die hij omschrijft gelegen is in de overeenstemming tussen God en schepping, de zogenaamde analogie van het zijnde. Omdat God de wereld geschapen heeft, draagt de wereld de handtekening van God en is God op verborgen wijze herkenbaar in het geschapene. Ons spreken over God wordt gedragen door God die ons uitspreekt in zijn Woord. Uitgaande van die basisovereenkomst schetst Bevans vier kernbegrippen: katholiciteit, sacramentaliteit, kritisch realisme en incarnatie. Alle theologiebeoefening, ja alle geloofshandelen dient katholiek te zijn: het moet een gerichtheid hebben die universeel is, een gerichtheid op allen en alles overal. In deze visie is er geen plaats voor exclusivisme, voor de reservering van heil en verlossing voor een selecte groep. In deze visie is er ook geen plaats voor fundamentalisme, waarin veelal sprake is van een gevecht (tegen het relativisme, voor een bepaalde visie, met alle middelen, tegen alle anderen, onder God). God openbaart zich in het gewone alledaagse, het geschapene is ondanks de zonde fundamenteel goed, en de kerk is bevoorrecht als plaats van openbaring van Gods genade. Het geloofshandelen moet doortrokken zijn van de sacramentaliteit van kerk en wereld; kerk en wereld zijn tekenen van wie God is en wat hij voor ons wil zijn. Het geloofshandelen moet overtuigd zijn van het kritisch realisme, dat wil zeggen dat waarheid wel degelijk bestaat en tegelijkertijd telkens om persoonlijke interpretatie vraagt. Gods waarheid is een bemiddelde waarheid, ontoegankelijk voor zintuiglijke waarneming en niet verbannen naar een ideale werkelijkheid maar, ofschoon slechts gebrekkig gekend, midden onder ons. En dat laatste leidt tot het belangrijkste kernbegrip, namelijk incarnatie. De incarnatie van Gods Woord in Christus is de ultieme grond voor de sacramentele en katholieke visie. Omdat Gods Zoon mens is geworden, kan de mens naar God verwijzen, kan de mens God kennen en liefhebben, en is al het geschapene waardevol.

Kortom

Mij lijkt dat het werk aan de opbouw van de kerk zou moeten streven naar een tuin die voorbeeldig en aantrekkelijk is. Er moet gespit, gezaaid, besproeid, en gewied worden, en ieder streeft naar zijn of haar eigen aantrekkelijkheid in zijn of haar eigen stukje van die grote tuin.
Want de tuin is door God geschapen en hij heeft er waarlijk zijn Wijnstok geplant, voor allen.

1 Met dank aan collega Jan Loffeld, hoogleraar praktische theologie, voor het sparren over dit onderwerp.
2 Stephan B. Bevans, An Introduction to Theology in Global Perspective, Maryknoll (New York): Orbis Books, 32009.
3 Robert Barron,The Priority of Christ.Toward a Postliberal Catholicism, Grand Rapids MI: BrazosPress, 2007. Christoph Theobald, Christentum als Stil. Für ein zeitgemässes Glaubensverständnis in Europa, Freiburg etc.: Herder, 2018.

Henk Schoot

Henk J.M. Schoot (1958; RK diaken) is systematisch theoloog; hij is bijzonder hoogleraar voor de theologie van Thomas van Aquino; werkzaam aan de Faculteit Katholieke Theologie (Tilburg University);

Gerelateerde artikelen

Samenspel: kansrijk veranderen in de kerk

Samenspel: kansrijk veranderen in de kerk

Opzet en aanpak Uitgangspunt voor Bert Bakker is dat er wat te kiezen valt als het gaat om de aanpak van veranderingen. Zijn leermeester Jan Hendriks hield hem dat al voor en zonder enige twijfel kiest Bert Bakker voor de gezamenlijke trektocht en niet voor de...

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *