Dit is een bewerking van een artikel geschreven door Ido Abram (in mei 2008) en geplaatst op de website van de Stichting Leren, stichtingleren.nl (geraadpleegd d.d. 20-10-2020) over intercultureel leren en identiteitscirkel. Ook als los artikel is het zeer lezenswaardig! Nico Belo heeft deze samenvatting geschreven.
Abram
Hij was wiskundeleraar, onderwijsonderzoeker en educatief adviseur. Vier thema’s hadden zijn speciale belangstelling: leerprocessen, joodse identiteit, ‘opvoeding na Auschwitz’ en intercultureel leren. Van 1990-1997 was hij bijzonder hoogleraar Holocausteducatie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1996 werd door hem in Amsterdam de Stichting Leren opgericht met de doelstelling: het stimuleren van leerprocessen. De Stichting doet dit door middel van onderzoek, publicaties, lezingen, workshops, adviezen, begeleiding van projecten en het ontwerpen van educatieve programma’s. Zij richt zich op de thema’s identiteit en imago, intercultureel leren en Holocausteducatie.
Identiteit en Imago
Deze begrippen worden door elkaar gebruikt. Identiteit heeft met jezelf te maken. Het is de manier waarop je in het leven staat en de wereld ziet. Het is het verhaal dat je over jezelf vertelt. Dat verhaal is nooit af en verandert tijdens je leven. Identiteit is daarom een dynamisch begrip. Identiteit of zelfbeeld geeft aan hoe iemand zichzelf ziet, ervaart, waardeert en dat kenbaar maakt. Imago is daar de tegenhanger van, het tegenbeeld. Het verwijst naar het beeld dat anderen van iemand hebben en de uitingen dáárvan. Je kunt ook zeggen: identiteit is zelfdefinitie, imago is de identiteit die door anderen wordt opgelegd. Anderen zien een persoon op velerlei manieren. In principe op net zo veel manieren als er anderen zijn.
Groepsidentiteit en groepsimago
Een groep bestaat uit twee of meer personen, die minstens één eigenschap (kenmerk) gemeen hebben. Die eigenschap kan reëel zijn, maar evengoed denkbeeldig, vermeend of toegeschreven. Ook van groepen wordt gezegd, dat ze een eigen identiteit hebben: de vrouwelijke identiteit, de mannelijke identiteit, de Nederlandse identiteit, de Europese identiteit, enz.
De vaststelling van het ‘eigene’ van de groepsidentiteit, staat meestal in dienst van een wenselijk geacht zelfgevoel. Tot dat eigene moet dan worden opgevoed en daarnaar moet liefst ook worden geleefd. Bij het eigene, het kenmerkende van een groep, gaat het om verschillende ervaringsgebieden die de leden van een groep aan elkaar bindt. Die gedeelde ervaringsgebieden worden daarom ook wel bindingen genoemd – zoiets als familiebanden. Er is sprake van een betrokkenheid op zaken die er kennelijk toe doen, op dingen die men belangrijk vindt, op waarden die men in stand wil houden.
Tegenover de groepsidentiteit staat het groepsimago. Het beeld, dat niet-Nederlanders van Nederland hebben, heet dan het Nederlandse imago. De manier waarop vrouwen mannen zien is het mannelijke imago. De manier waarop mannen over zichzelf denken en spreken, toont de mannelijke identiteit.
Omdat elke groep zijn eigen codes, taal(gebruik), geschiedenis en symboliek kent, afgekort tot cultuur, spreken we in het geval dat groepen (groepsleden) iets van elkaar leren en elkaar leren kennen van intercultureel leren.
Behoren tot een groep
Elk individu behoort tot meerdere groepen en dus worden er meerdere groepsidentiteiten / groepsimago’s aan hem of haar gekoppeld. Het is een veel voorkomende fout het verschil tussen individu en groep te verabsoluteren.
Het onderscheid tussen individu en groep verwijst naar een onderlinge afhankelijkheid en wederzijdse betrokkenheid, met name als iemand zijn of haar groepslidmaatschap belangrijk vindt. De relatie tussen een mens en een voor die persoon belangrijke groep heeft de structuur van een vervlechting of netwerk. Ook de identiteit van een individu en de identiteiten van de groepen waartoe hij of zij behoort, zijn vervlochten. En hetzelfde geldt voor imago.
Meerderheids- en minderheidsgroepen
Een samenleving kent meerderheids- en minderheidsgroepen, groepen met meer en groepen met minder macht. In de loop van de tijd zien we dat die machtsverhoudingen zich wijzigen: niet elke meerderheidsgroep houdt de macht en niet elke minderheidsgroep blijft machteloos. Ook hier is sprake van dynamiek.
Wat zich in de maatschappij op macroniveau afspeelt, zien we ook op microniveau terug, bijvoorbeeld in gezinnen. Vanaf hun geboorte en nog vele jaren later vormen kinderen een minderheidsgroep en hun ouders een meerderheidsgroep. Als de kinderen volwassen zijn en de ouders ondertussen bejaard, kunnen de rollen omgedraaid zijn.
Is machtiger beter?
Wat weten we van de identiteiten van de tientallen minderheidsgroepen die de wereld rijk is? Of wat weten we van de identiteit van kinderen, werklozen, ouderen en zieken? Meestal bitter weinig, als we tenminste niet zelf tot één (of meer) van die groepen behoren of er dagelijks mee omgaan.
Wat verklaart die onwetendheid en ongeïnteresseerdheid? We kunnen steeds opnieuw vaststellen dat mensen die tot groepen behoren die in termen van macht sterker zijn dan andere groepen waarmee ze te maken hebben, van zichzelf denken dat ze in menselijk opzicht beter zijn dan de anderen. Mensen die zichzelf beter vinden, hebben in de regel geen belangstelling voor mensen die zij minder vinden. Zodra ze een bepaalde groep als minder zien, interesseren ze zich in de regel dus ook niet voor de identiteit van de groep, voor de manier waarop die groep zichzelf ziet, ervaart, waardeert en dat uit. Ze hebben genoeg aan het beeld dat ze zelf van die groep hebben en dat is het imago. Uiteraard uit zich dat dan negatief. Op deze wijze krijgen minderheidsgroepen hun negatieve imago en ontkennen of negeren meerderheidsgroepen de identiteit van minderheidsgroepen. Het is de voedingsbodem van de onderdrukking van een willekeurige groep door een andere groep met meer macht. Het kan tot gewelddadigheid en conflicten leiden.
Zodra het zelfbewustzijn van een minderheidsgroep groeit, zet de ondermijning van de onderdrukkende macht al in: de gekoloniseerde moet zich zelf, evenals de jood of de zwarte, niet loochenen of verstoppen, om zijn respectievelijke racistische tegenstanders te ontwapenen. Hij moet eisen geaccepteerd te worden zoals hij is, met al zijn verschillen. Emancipatie van minderheidsgroepen en acceptatie van hun identiteiten – minderheidsidentiteiten dus – door meerderheidsgroepen zijn twee kanten van één zaak.
Identiteitscirkels
Met een segmentencirkel kan de identiteit van een persoon op een speelse en eenvoudige manier gevisualiseerd worden. In de segmenten is plaats voor het eigene van de persoon en voor wat hij of zij belangrijk vindt. Daarom wordt zo’n cirkel een identiteitscirkel genoemd. De persoon zelf tekent zijn of haar cirkel. Het belangrijkste maakt hij of zij het grootst, het minder belangrijke kleiner. Het levert een tijdsgebonden beeld op. Het is een momentopname.
Enkele voorbeelden
De segmenten zijn te focussen op specifieke (deel) thema’s zoals bijvoorbeeld; gezondheid, armoede of mijn lievelingsplek. Het voordeel van focussen is dat een deel van de identiteit duidelijker zichtbaar wordt. Het nadeel is dat de contouren van het totaalbeeld vervagen of zelfs helemaal verdwijnen.
Als niet duidelijk is welke segmenten belangrijker zijn dan andere, worden ze alle even groot gemaakt. De segmenten kunnen op talrijke manieren verlevendigd worden door ze te illustreren met bijvoorbeeld citaten, gedichten, verhalen, tekeningen, muziek, foto’s of filmpjes.
Het Arena-model
Het Arena-model maakt het bovenstaande inzichtelijk. De drie kernbegrippen van het model zijn Arena (A), Beelden (B) en Contacten (C).
Arena kan zowel strijdperk als podium betekenen. Het is de context, waarin het leren en andere vormen van communicatie zich afspelen.
Beelden (meervoud) verwijst naar identiteit én imago. Identiteit en imago overlappen elkaar, ze vallen echter nooit helemaal samen (discrepantie).
Contacten (meervoud) verwijst naar conflict én dialoog. De discrepantie tussen identiteit en imago leidt tot spanning en conflict, maar kan ook het begin van een dialoog zijn. Een conflict kent doorgaans winnaars én verliezers. Een dialoog alleen maar winnaars. Dialoog is gericht op uitwisseling, openheid en wederzijdse belangstelling. Dialoog kan ook kritisch zijn, maar dan wel in opbouwende zin (opbouwende kritiek).
Intercultureel leren vindt plaats in arena’s, waarin
- ruimte is voor beelden van en over iemand (identiteit en imago)
- contacten gelegd worden (conflict en dialoog)
- dialoog (ontmoeting) uiteindelijk meer loont dan conflict (confrontatie)
- conflicten erkend worden en omgebogen in de richting van dialoog
Niet alle conflicten zijn oplosbaar. Een veilig en warm podium bevordert de dialoog en het intercultureel leren. Een vijandig en kil strijdperk daarentegen belemmert die beide en verscherpt het conflict.
In de figuur hierboven overlappen de driehoeken elkaar. Dat wil zeggen, dat met name de woordparen strijd- perk-podium, identiteit-imago en conflict-dialoog steeds twee begrippen verbinden, die vervlochten zijn, die elkaar beïnvloeden en die onderling samenhangen. Elk menselijk leven in willekeurig welke arena geeft daar blijk van.
Net zo als ‘koud’ en ‘warm’ kunnen strijdperk-podium, identiteit-imago en conflict-dialoog op een continuüm geplaatst worden, voorgesteld door een horizontale lijn (van punten).
koud warm
Hoe meer naar links een punt op deze lijn ligt, hoe kouder het is. Hoe meer naar rechts, hoe warmer. Deze voorstelling van zaken illustreert dat ‘warm’ en ‘koud’ geen óf-óf begrippen zijn die elkaar uitsluiten, maar de uiteinden van een breed spectrum.
Het onderstaande schema 2 brengt op dezelfde ma- nier de paren strijdperk-podium, identiteit-imago en conflict-dialoog in beeld. Het laat de bovengenoemde vervlechting, beïnvloeding en samenhang nog duidelijker zien dan schema 1.
Schema 2: Het ABC van intercultureel leren
ARENA
podium strijdperk
BEELDEN
identiteit imago
CONTACT
conflict dialoog
Schema 1 en schema 2 zijn te vergelijken met identiteits- cirkels. Het Arena-model is op te vatten als het abc van leren, als de allereerste beginselen ervan. Daar elk mens een wereld op zich is, zijn alle geslaagde vormen van leren per definitie intercultureel: jezelf leren kennen via anderen en anderen via jezelf.
Algemene toepasbaarheid van het model
Leren is, net als ademen, drinken en eten, een basale menselijke activiteit. Toch is het Arena-model niet universeel toepasbaar. Niet iedereen onderschrijft de aanname, dat ‘dialoog uiteindelijk meer loont dan conflict’. Mensen of instituten, die menen de waarheid in pacht te hebben, hebben geen behoefte aan een dialoog met andersdenkenden. Ze zien dat als verspilling van tijd en energie. Bovendien kan zo’n dialoog gevaarlijk zijn: de waarheid van andersdenkenden kan hun waarheid ‘besmetten’. Religieuze fundamentalisten zijn daarom principiële tegen- standers van dialoog. Dat geldt evenzeer voor politieke fundamentalisten, zoals bijvoorbeeld de Nazi’s onder Hitler of de ‘white power’-racisten in de Verenigde Staten.
Andere tegenstanders van de dialoog zijn personen of instellingen, die zich onverslaanbaar achten. Zij denken alle conflicten te kunnen winnen en kiezen daarom voor de confrontatie. De geschiedenis leert ons, dat dit een misvatting is. Geen mens of organisatie is ‘eeuwig’ onoverwinnelijk. Er bestaan ook geen onoverwinnelijke staten of imperia. Actoren, die menen de wijsheid in pacht te hebben of denken onoverwinnelijk te zijn, zijn dialoogweigeraars. Conflicten, waarin zij een hoofdrol spelen, zijn moeilijk vreedzaam op te lossen. Toch maken zij getalsmatig – niet ideologisch – een bijna verwaarloosbaar deel uit van de hele mensheid. Zelfs degenen die zichzelf ‘fundamentalist’ of ‘oppermachtig’ noemen of door anderen zo getypeerd worden, blijken in werkelijkheid wel degelijk beperkte vormen van dialogische uitwisseling voor te staan.
De kracht van het Arena-model blijkt uit de vele manie- ren waarop en de vele situaties waarin het gebruikt kan worden. De situaties (arena’s) kunnen variëren van een bloedig slagveld tot een aandachtige schoolklas. De vele toepassingsmogelijkheden zijn ook in schema 1 verbeeld:
- de A is te bereiken via B en C. Men kan de A(rena) betreden, uitgaande van de positieve of negatieve beelden, die de betrokkenen van elkaar hebben. Maar het kan ook via de conflicten en spanningen die er in de arena heersen. Of men gebruikt de arena om te experimenteren met nieuwe vormen van dialoog en communicatie. Afhankelijk van de situatie kiest men waar het verstandig of interessant is om te beginnen. Welke ingang men ook kiest, steeds spelen alle betekenissen waar de twee letters B en C voor staan, een rol.
- B en C zijn bij wijze van spreken de deuren en de ramen, die geopend kunnen worden om de binnen- wereld en de buitenwereld met elkaar te verbinden. Een ander kennen is jezelf kennen. Jezelf kennen is de wereld kennen.
Hoe maak je een identiteitscirkel of ID-cirkel?
Iedereen kan een ID-cirkel maken:
- Kies wie of wat voor jou belangrijk is: welke personen, bezigheden, hobby’s, voorwerpen, idealen, doelen, enzovoort. Onthoud of noteer alles met trefwoorden.
- Rangschik de trefwoorden in volgorde van belangrijkheid.
- Verdeel een blanco cirkel in ‘taartpunten’: maak de belangrijkste taartpunten groot en de minder belangrijke kleiner.
- Plaats de trefwoorden in de taartpunten.
- Voeg aan de taartpunten teksten, tekeningen, kleuren, plaatjes of foto’s toe.
Sommige cirkelmakers doen het anders dan hier beschreven. Zij maken geen taartpunten, maar kiezen voor andere vormen: kleine cirkels in de grote ID-cirkel en/ of hier en daar een oog of wolk of wat dan ook. Enkelen nemen de lege ruimte buiten de ID-cirkel erbij. Dat kan allemaal.
Zie het voorbeeld hieronder:
Nico Belo
Hoofdredacteur bij Werkverband Kerkelijke Opbouwwerk.
0 reacties