Herkerken: terug naar de bron en nieuwe kanalen graven!

door Nico Belo | 31 augustus 2021 | Boekbesprekingen | 0 Reacties

Home » Boekbesprekingen » Herkerken: terug naar de bron en nieuwe kanalen graven!

Wat is er na de coronacrisis van de kerk overgebleven? Is het echt waar dat de coronacrisis het secularisatieproces versnelt? Gaan we na de crisis gewoon terug naar het oude bekende? Deze vragen houden werkers in de kerk bezig.

Die vragen zijn niet nieuw voor Remmelt Meijer en Peter Wierenga. Ze schreven een boek: HERKERKEN, de toekomst van geloofsgemeenschappen. De coronacrisis werkt als een vergrootglas: we zien nog duidelijker wat de wezenlijke vragen van de kerk van nu zijn. Bezinning op die vragen en antwoorden zoeken, nieuwe richtingen verkennen, de kerk inrichten om in deze tijd een echte geloofsgemeenschap te zijn; dat noemen Meijer en Wierenga ‘herkerken’. Daarbij moet je wel buiten de lijntjes durven kleuren. Meijer en Wierenga stellen: ‘we geloven in God, maar niet in heilige huisjes’ (9). Herkerken is een werkwoord, een proces van herzien, herijken en heroverwegen.

Bij het nadenken over herkerken, zijn Meijer en Wierenga geïnspireerd door het denken van Jan Rotmans, hoogleraar Transitiekunde in Rotterdam. Je merkt dat aan zinnen als: ‘de kerken functioneren in een ‘kanteltijd’, in een periode ‘van transitie’ en het denken in ‘(kantel) kansen’ (cursivering NB). Ze schrijven geen handboek kerkvernieuwing met recepten of kant-en-klare kerkmodellen (10).

Maar in 6 hoofdstukken stippen ze veel aan. In hoofdstuk 1 maken Meijer en Wierenga duidelijk waarom de kerk zich op een kantelpunt bevindt, tussen crisis en kansen. De coronacrisis deelt drie klappen uit aan de kerk: 1) bestaande processen (van losheid, individualisme) worden versterkt en versneld; 2) confronteren en uitvergroten: wat is nu de primaire focus van de kerk? 3) verwarren en afwachten: wat is er aan de hand wanneer de preek het minst gemist wordt (en dat in protestantse kring!)? Hoe ziet de kerk er uit na de crisis?

In hoofdstuk 2 worden de lege kerkgebouwen gezien als symbolen voor de leegte in de kerken en in relaties. Is het Evangelie opgesloten geweest in het gebouw, terwijl het thuis hoort op de straten van de post-christelijke samenleving? De mensen zijn toch de kerk? Dwingt een lege kerk ons om opnieuw onder woorden te brengen waar Jezus nu in ons midden is? Hoe voeden we relaties en geloofsgesprekken, op zo’n manier dat ze mee kunnen bewegen met de tijd? Ze stellen dat in een sterk veranderende samenleving publieke en verbindende plekken belangrijk zijn. Gebouwen kunnen plekken zijn van verrassende verbinding en van onvoorziene ontmoetingen op het grensvlak van groepen, generaties en sociale bubbels. Zo is de leegte een kantelkans voor kerken, die zoeken naar het evangelie voor zichzelf en hun omgeving in deze tijd.

In hoofdstuk 3 stellen Meijer en Wierenga dat de kerkdienst kraakt. Door cultuurverschillen tussen generaties wordt de verstaanbaarheid van elkaar in preken en de inrichting van een kerkdienst problematisch. Verbinden kerkdiensten, midden in het dagelijkse leven, mensen met elkaar en God? Zijn we in een kerkdienst met zoekers en vinders onderweg en proeven we samen het evangelie? Herkerken is opnieuw ruimte maken voor de ontmoeting met de Heilige. Dan wordt er gepleit voor 3 bewegingen: 1) vloeibare vormen; 2) nieuwe eenvoud in de diversiteit; 3) de kerkdienst inbedden in de concrete gemeenschap (56); In de uitwerking van deze drie bewegingen stellen ze, dat de ene kerkdienst voor iedereen niet houdbaar is. Geef de kerkdienst terug aan de gelovigen en zie hen niet meer als consument. Laat op zondag diverse vormen van kerkdiensten ontstaan. Elke gemeente kan op zoek gaan naar stijlen en manieren die passend zijn. Durf af te schalen naar kleinere samenkomsten. Ze pleiten voor kleinschalige keuzediensten met eens in de zoveel weken een centrale viering (64). Een gemeenteproject, een jaarthema zou verbinding kunnen geven tussen de zondagse preken en gesprekken in de kringen. De kern van de kerkdiensten is voor Meijer en Wierenga ‘Jezus in het midden. De incarnatie, de menswording van het evangelie’ (69) en ze spreken hun verlangen uit: ‘ Hoe mooi zou het zijn, wanneer kerken terugkeren naar de gewoonte van de vroege kerk: om brood te breken en de wijn samen te drinken in Jezus’ naam. Terug naar de eenvoud van brood en wijn?’

In hoofdstuk 4 wordt geconstateerd dat velen de urgentie van veranderen zien. Men weet alleen niet hoe. Hoe zijn we een gemeenschap, in een samenleving waarin de netwerken en relaties losser zijn geworden? Van de pioniersplekken leren we dat het gaat om (h)echte gemeenschapsvorming, het ontstaan van een nieuwe familie (zoals deelnemers dit zelf omschrijven). De kerk als familie, waar we elkaar helpen en opkomen voor sociale gerechtigheid (78). Hoe kunnen we vandaag en morgen het lichaam van Christus daadwerkelijk zijn? Om als kerk een nieuwe familie te worden, kun je 3 kantelpunten benutten: 1) kerk voor de deelnemers: voor mensen die verantwoordelijkheid willen dragen en dus niet voor de consumenten; 2) leren experimenteren: durven fouten maken, een ondernemende kerk zijn met kansen voor het evangelie zien; 3) de ambten en structuren zo inzetten dat ze mensen helpen deelnemer en eigenaar te zijn en dus niet mensen bedienen (die op hun beurt achterover leunen).

In hoofdstuk 5 wordt het huiswerk voor de kerk beschreven: broedplaatsen van liefde worden. Wanneer de kerk een nieuwe familie wordt, dan wordt die familie gekenmerkt door ‘Heb lief!’ De kerk is een oefenplek voor het leren liefhebben, vooral in kleine(re) gemeenschappen en samenkomsten. Herkerken is op zoek gaan naar de kleinere en menselijke maat, naar plekken waar mensen elkaar in de ogen kunnen zien en elkaar spreken. Gemeenschappen met liefde als drijfveer kenmerken zich doordat de scheiding tussen binnen en buiten steeds meer wegvalt. Er ontstaan kansen voor de kerk in tuinen, parken, buurthuizen, inloopplekken en in het openstellen van je eigen huis. De kerk in transitie is weer teruggaan naar het kloppend hart van de kerk: de liefdevolle gemeenschap.

In hoofdstuk 6 gaat het over een bewegende kerk. Er zijn 3 bewegingen: vanuit het hart, het kruis en van onderaf. Bij de beweging vanuit het hart gaat het over de identiteit van de gemeente. Handelingen 15: het Apostelconvent – hoe is de kerk toen goed uit de patstelling gekomen? Het was een omkering in denken: niet vanuit jezelf of eigen achtergrond, maar vanuit wat God doet bij de ander. Niet: ‘als ze lijken op ons, dan horen ze erbij’, maar ‘zij horen bij Jezus, net als wij’. Daar werd de transitie doorgemaakt van een Joodse manier van geloven naar een inclusieve manier van geloven voor iedereen. Er werd gedacht vanuit de bron in plaats vanuit de kaders. Durven we op basis van de kern (Jezus) richting te kiezen? Het gaat dus om heldere identiteit en minimale afspraken. De beweging vanuit het kruis gaat over heelheid. Het nieuwe leven met Jezus werkt heelheid voor mens en schepping uit. Heelheid is ook de roeping van de kerk. Het oude symbool van het kruis helpt om de vier kijkrichtingen vanuit de liefde van Jezus te symboliseren (zie schema). In navolging van de afdaling van Jezus wordt de kerk geroepen ook af te dalen, present te zijn waar mensen in de knel zitten. Jezus verbindt niet alleen mensen met God, Hij brengt Gods liefde terug bij mensen en verbindt hen weer aan elkaar. Binnen kan niet zonder buiten en buiten kan niet zonder binnen. Zonder verbinding tussen die twee missen we de kern, de beweging van Gods hart. Meijer en Wierenga pleiten om te denken en te doen vanuit het hele plaatje. Hoe gaan kerken er uit zien wanneer alles wat ze doen boven en beneden verbindt én binnen verbindt met buiten? Dit is integraal kerk zijn!

De beweging van onderaf gaat over structuur.Wanneer de kerk georganiseerd is als een hiërarchische piramide komen lijnen samen in één punt. Op het grondvlak echter verbrokkelt het. Mensen voelen zich niet verbonden en raken los van het geheel. Een organische, een ‘cellenstructuur’ is nodig met coachend leiderschap.

Waardering

Meijer en Wierenga stellen heel veel vragen in het boek. Ze willen daarmee de lezer zelf uitdagen over de situatie na te denken. Dat is positief, maar er worden zoveel vragen gesteld dat je behoefte krijgt aan een plaatje. Dat totaalplaatje wordt pas getoond in hoofdstuk 6. Ik zou na een analyse van de situatie van de kerk en van de cultuur waarin we kerk zijn het visioen, het totaalplaatje eerder tonen. Terug naar de kern (zoals in hoofdstuk 6 beschreven) en dan lijnen trekken naar elkaar liefhebben, gemeenschapsvorming in kleine groepen, zorg voor elkaar en anderen, een passende structuur, enz. Het ‘kruismodel’ is een krachtige toespitsing op de relatielijnen, die ooit Jan Hendriks heeft benoemd (boven, buiten, binnen). Het boek start bij een probleemanalyse: aanstippend en vragenderwijs. Tussendoor worden waardevolle zaken gesteld. Deze dreigen bijna onder te sneeuwen onder de vele vragen.

Op de linker pagina’s worden casussen beschreven. Mooi illustratief. In het lezen van het boek niet altijd behulpzaam: om de lijn van een hoofdstuk vast te houden, lees je door. Je moet dan echter terugbladeren om de casussen te lezen. Ik had ook graag gelezen wat de situaties worden na ingrijpen door begeleiding. Nu blijft het wat steken in het beschrijven van de beginsituatie.

De kerk als broedplaats van liefde! Zijn kerken dat nu dan niet? Ik vind dit te ongenuanceerd. Er is wel liefde binnen de kerk, maar die wordt vaak beoefend in de inner-circle. Onze liefde naar buiten richten vraagt om extra vorming en toerusting. Ook gedragsmatig gaat dit niet vanzelf: gemeenschappen hebben de neiging zich te sluiten. De kring wordt vaak een gesloten cirkel. Het is wel een echt protestants boek en dan ook nog gevoed vanuit de orthodoxe hoek. Jammer, want juist in de oecumene zouden we veel van elkaar kunnen leren met het oog op kerk-zijn in de toekomst.

Om te gaan herkerken vraagt dit veel van het leiderschap van de professionals. Predikanten, pastoors, pastores en kerkelijk werkers zullen extra getraind moeten worden in het leiding geven aan processen van herkerken.

Tenslotte nog dit: bij herkerken zul je ook moeten loslaten wat je zelf waardevol vindt. Dit boek heeft weinig oog voor het gegeven dat veranderen gedragsverandering is (zie Ben Tiggelaar, De ladder, 2018). Die gedragsverandering lijkt me een heel belangrijk aandachtspunt voor het leidinggeven aan processen van herkerken. Intussen wordt voor alle begeleiders veel geboden om te reflecteren en te zoeken naar nieuwe wegen!

Remmelt Meijer en Peter Wierenga, HERKERKEN, De toekomst van geloofsgemeenschappen, 2020 Uitgeverij Vuurbaak, Amersfoort, ISBN 978 90 5560 577 4, 149 pagina’s, € 16,99.

Nico Belo

Hoofdredacteur bij Werkverband Kerkelijke Opbouwwerk.

Gerelateerde artikelen

Samenspel: kansrijk veranderen in de kerk

Samenspel: kansrijk veranderen in de kerk

Opzet en aanpak Uitgangspunt voor Bert Bakker is dat er wat te kiezen valt als het gaat om de aanpak van veranderingen. Zijn leermeester Jan Hendriks hield hem dat al voor en zonder enige twijfel kiest Bert Bakker voor de gezamenlijke trektocht en niet voor de...

Het Arena-model

Het Arena-model

Dit is een bewerking van een artikel geschreven door Ido Abram (in mei 2008) en geplaatst op de website van de Stichting Leren, stichtingleren.nl (geraadpleegd d.d. 20-10-2020) over intercultureel leren en identiteitscirkel. Ook als los artikel is het zeer...

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *